Geen flauw idee waar de afkorting EMOM voor staat en heb je geen ideel waar je traps liggen? We bundelden alle termen die je moet kennen in onderstaand woordenboek!

A

  • AMRAP: As Many Rounds As Possible. Een term die vaak voorkomt tijdens de work-out. Het principe is redelijk simpel. Je wil gewoon zoveel mogelijk rondjes halen in een bepaalde tijd.
  • AFAP: As Fast As Possible. De work-out in een zo'n kort mogelijke tijd afronden
  • ABMAT: Een matje dat je onder je rug legt wanneer je sit-ups doet. Opgelet: dit attribuut gaat je work-out niet makkelijker, maar juist moeilijker maken.
  • ASSAULT BIKE: Middeleeuws marteltuig (just kidding). Een soort van fiets waarbij je op hetzelfde moment gaat trappen en je armen gaat bewegen.

B

  • BARBELL: Een barbell is een lange staaf waar je losse gewichten aan kan hangen. Een bar weegt op zich al zo’n vijftien tot twintig kilo.
  • BUY IN – BUY OUT: Je mag pas aan de work-out beginnen als je de buy in - een bepaalde opdracht - hebt voltooid (bijvoorbeeld 20 burpees). De buy out volgt hetzelfde principe, maar dan na bijvoorbeeld 100 double unders.
  • BP: Bench Press. Bij deze oefening lig je met je rug op een bankje. Vervolgens ga je met beide armen je barbell de lucht in duwen.
  • Burpees: De favoriete - NOT - oefening van elke trainee. Op eerste zicht ziet het er best makkelijk uit, maar geloof ons, na slechts enkele herhalingen kruip je naar omhoog in plaats van te springen.
  • Box Jump: Het woord zegt het zelf. Een oefening waarbij je over een box gaat springen of stappen. Dit kan bovendien op verschillende hoogtes en in combinatie met andere oefeningen zoals burpees.
  • Bear Crawl: Enkele oefeningen zijn vernoemd naar bepaalde dieren. Hier wil je zoals een beer vooruit bewegen.

C

  • CLEAN & JERK: Een oefening waarbij je de barbell van de grond naar je schouders gaat duwen om vervolgens met de bar boven je hoofd te eindigen.
  • CU: Chin Up. Een oefening aan het rek waarbij je jezelf gaat optrekken tot je met je kin boven de bar komt.
  • CTB: Chest To Bar. Dezelfde oefening als bij de vorige afkorting, maar hier wil je met je borst tot aan de bar komen.
  • Crab Walk: In tegenstelling tot bij de bear crawl is je gezicht hier naar het plafond gericht. Vervolgens beweeg je je op handen en voeten naar de overkant. Belangrijk hier is dat je zitvlak in de lucht is.

D

  • DB: Dumbbell. Een zeer kleine variant op de barbell met variërend gewicht.
  • DL: Deadlift . Een oefening met de barbell. Hier wil je de bar van de grond naar je knieën brengen en vervolgens weer laten zakken.
  • DU’s: Double Unders. Je wil twee keer springen terwijl het springtouw maar een keer rondgaat. Iets wat je als kind ongetwijfeld kon, maar wat als volwassene verrassend moeilijk blijkt te zijn.
  • Duck Walk: Ook hier geeft de naam de oefening al een beetje weg. Hier wil je eigenlijk gewoon in ganzenpas naar de overkant gaan. Zwaarder dan je denkt, want na enkele lengtes voel je het al branden in je kuiten.

E

  • EMOM: Every Minute On The Minute: een work-out waarbij je elke minuut een oefening of meerdere oefeningen moet afronden. Na zestig seconden schuif je vervolgens door naar de volgende oefening.

F

  • Farmer’s Carry: Hier ga je een bepaalde afstand wandelen met een bepaald gewicht in elke hand.
  • FOR TIME: Het doel van je work-out is om hem zo snel mogelijk af te ronden.

H

  • HIP THRUST: De perfecte oefening om je billen te trainen. Hier lig je op de grond met een barbell op je heupen. Vervolgens lift je je billen naar het plafond toe.
  • HSPU: Hand Stand Push Up. Je doet een handstand tegen de muur. Vervolgens laat je je hoofd naar de grond zakken om je vervolgens weer op te drukken.

K

  • KBS: Kettlebell Swing. Je neemt een kettlebell met twee handen vast en brengt deze vervolgens naar omhoog. Dit kan tot op ooghoogte of tot boven je hoofd.
  • KTE: Knee To Elbows. Een beweging die afkomstig is uit het turnen. Terwijl je aan het rek hangt, wil je vanuit een uitgestrekte positie met je knieën je ellebogen aantikken.
  • Kipping Pull-up: Een variant op de klassieke pull-up waarbij je je met een bepaalde swing naar omhoog gaat trekken. Gelukkig hoef je niet zoals in Arrow de bar omhoog te duwen, maar blijft deze gewoon mooi op z’n plaats.

L

  • L-Sit Dumbbell Press: Terwijl je in een L-vorm op de grond zit, ga je twee gewichten recht naar boven duwen.
  • Lats: Een spiergroep waar je voor je aan deze trainingen deed waarschijnlijk nog nooit van had gehoord. Lats is een andere benaming voor je brede rugspier en meteen ook de grootste spier die we bezitten.

M

  • MU: Muscle Up. Bij een muscle up hang je met gestrekte armen aan het rek. Vervolgens ga je met behulp van je armspieren je opdrukken tot je met gestrekte armen boven het rek uitkomt.

N

  • NO-REP: Als een oefening niet volgens de standaard wordt uitgevoerd, is het een no-rep. Je beweging telt met andere woorden niet mee en zo moet je er nog eentje extra doen.

O

  • OHS: Overhead Squat. Een squat waarbij je een gewicht tot boven je hoofd brengt.
  • One Rep Max: Het zwaarste gewicht dat je één keer kan optillen

P

  • PU: Pull-ups: Het optrekken van je lichaam aan bijvoorbeeld een stang of klimrek.
  • PR: Personal Record. Wanneer jij meer herhalingen maakt bij een oefening of een zwaarder gewicht kan gebruiken dan bij een vorige training.
  • PP: Push Press. Een gewicht van je schouders tot boven je hoofd tillen
  • Pistol: Je zet al je gewicht op een been. Vervolgens ga je door dit been buigen terwijl je je andere been voor je uitstrekt.

R

  • REPS: Het aantal herhalingen bij een oefening.
  • RX: Je hebt je work-out uitgevoerd volgens de standaard. Een omschrijving die vaak ook met gewicht te maken heeft.
  • Rope Climb: Onze nachtmerrie uit de middelbare school in volwassen versie. Hier ga je via een touw naar boven klimmen.
  • RFT: Rounds For Time. Hier wil je een bepaald aantal rondjes in een bepaalde tijd afwerken.

S

  • SET: Een set is de verzameling van het aantal oefeningen dat je moet doen. Bijvoorbeeld 5 sets van 10 burpees, 10 sit-ups and 10 lunges.
  • SU:Sit-Up: Een oefening voor de buikspieren. Met je rug plat op de grond liggend, knieën licht gebogen, waarna je met het bovenlichaam omhooggaat en weer rustig in de liggende positie zakt.
  • SQ: Squat. Bij de squat maak je een kniebuiging met een rechte rug. Een squat wordt vaak gedaan met een barbell om jezelf uit te dagen en te werken aan spiermassa.

T

  • TTB: Toes To Bar. Oefening aan het rek waarbij je je tenen naar de bar wil brengen.
  • TRIPLE-UNDERS: Per sprong gaat het springtouw drie keer onder je voeten langs. Voor gevorderden!
  • TNG: Touch And Go. Hier doe je na elkaar een aantal herhalingen met de barbell zonder dat je het gewicht op de grond legt.
  • Thruster: Je staat in gestrekte positie met op elke schouder een dumbbell. Vervolgens doe je een squat om je daarna meteen weer uit te strekken. Dit keer met je gewichten to boven je hoofd.
  • Tabata: Een oefening waarbij je twintig seconden gaat werken en vervolgens tien seconden gaat rusten. Dit kan met bijvoorbeeld sit-ups of zelfs door te planken.
  • Traps: Je traps of je trapezius zijn in feite gewoon je nekspieren.

W

  • Walking Lunges: Je kan lunges ter plaats doen, maar ook al stappend. Hierbij zet je met een been een stap naar voor terwijl bij je andere been je knie de grond raakt. Met je voorste been wil je bovendien een rechte hoek maken.
  • WBS: Wall Ball Shots. Met een zware bal in je handen maak je een squat en vervolgens gooi je, terwijl je opstaat, de bal hoog tegen de muur.
  • WOD: Workout of the Day. Oftewel de work-out van de dag!