Draagstel - Longautomaat - Masker

Deze info is opgemaakt volgens de richtlijnen terug te vinden in de Brevet Opleiding BO1 en afbeeldingen afkomstig van Dräger website.

Brandweerkadet Module 2 Individuele bescherming p. 35 - p. 90 - Brevet Opleiding BO1

Doelstelling:

  • De werking van het ademhalingsstelsel uitleggen.
  • De kandidaat kan de controle punten van een draagstel, longautomaat en masker aanduiden.

Draagstel

Eisen gesteld aan een persluchttoestel
In verband met de bijzondere omstandigheden waaronder de brandweer moet werken, worden in de EN 137 een aantal eisen gesteld aan een persluchttoestel waaronder:

  • Op het toestel moet een alarminrichting aanwezig zijn, die met een waarschuwingssignaal aangeeft dat de reservedruk is bereikt. De alarminrichting mag zijn uitgevoerd als akoestisch signaal (fluit), of als ademweerstandsignaal. Bij de brandweer zijn de toestellen meestal uitgerust met een fluit
  • Het toestel moet voorzien zijn van een manometer, die voor de drager steeds duidelijk afleesbaar is Het draaggewicht van een inzetbaar toestel, met gelaatstuk en volle drukhouders, mag ten hoogste 18 kg zijn
  • Bij gebruik van een overdrukgelaatstuk,
    • De statische overdruk moet ten minste 3mbar bedragen. In de praktijk is een overdruk
      van 3,5 mbar optimaal;
    • Bij uitademing mag de overdruk maximaal 10 mbar zijn.
    • Bij een debiet van 3001/min, moet nog een overdruk aanwezig zijn;
  • De afsluiters moeten zodanig zijn geplaatst, dat de drager van het toestel ze zelfstandig kan
    bedienen.

Onderdelen van een persluchttoestel
Een persluchttoestel is opgebouwd uit de volgende hoofdonderdelen:

  • Draagstel bestaande uit een draagframe met draagriemen.
  • Drukhouder, gevuld met ademlucht, met afsluiter.
  • Drukregelaar met overdrukventiel (reduceert de hoge druk naar middendruk).
  • De soepele middendruk slangen met snelkoppelingen.
  • De hoge druk slang met manometer en alarminrichting.
  • Het longautomaat.
  • Het gelaatstuk.

Het toestel en de longautomaat kunnen als een geïntegreerd geheel worden beschouwd met een
afzonderlijk gelaatstuk. De fabrikant heeft het toestel met longautomaat namelijk als één geheel
ontworpen volgens de NBN-EN 137. Het toestel wordt dan ook als één geheel getest voor de
typekeuring.

Persluchttoestel

Draagstel en draagriemen

  • Het draagstel dient om een drukhouder en drukregelaar mee te kunnen nemen. Op het frame van het draagstel is de drukhouder met een verstelbare klemband vastgezet. De drukregelaar is scharnierend gemonteerd, om het aansluiten van de drukhouder te vergemakkelijken. Het draagstel is voorzien van draagriemen. Deze bestaan uit een stel schouderbanden en een heupgordel. De drukhouder wordt zodanig op het frame gemonteerd, dat direct contact met de rug van de drager wordt voorkomen om al te grote afkoeling te voorkomen. De rugplaat bevat één of meerdere uitsparing(en), waardoor we het toestel gemakkelijk kunnen optillen en aantrekken.
  • De draagriemen zorgen er voor dat het toestel goed op zijn plaats blijft en op een prettige manier op
    de rug gedragen kan worden. De draagbanden zijn uit hittebestendige kunststofband (aramide)
    vervaardigd, die goed in de metalen of kunststof gespen schuiven zonder door te glijden of te
    blokkeren. De rugplaat is vervaardigd uit antistatisch en niet geleidend composietmateriaal en weegt slechts 2,9 kg. Zij is soepel en duurzaam, is goed bestand tegen de hitte en tegen chemische producten. Het draagstel is aan de taille verstelbaar in drie posities: kort, normaal en lang, afhankelijk van de grootte van de drager.

Draagstel

De drukhouder

  • Materiaal van de drukhouders
    Alle drukhouders moeten voldoen aan de norm EN11623. Momenteel worden bij de brandweer twee
    soorten drukhouders gebruikt:
    • stalen drukhouders
    • composiet drukhouders

Bij de brandweer hebben de meeste composiet drukhouders een aluminium binnenzijde voorzien van
een uitwendige omwikkeling. Die uitwendige omwikkeling, bestaat uit kunststofvezels die zijn
aangebracht met speciale kunstharsen.

  • Inhoud van de drukhouders
    De stalen drukhouders die bij de brandweer voor persluchttoestellen in gebruik zijn, kunnen een
    waterinhoud van 5 of 6 liter hebben. Grotere houders met een inhoud tot 50 liter worden voor
    stationaire opslag gebruikt. Kunststof drukhouders hebben een inhoudsmaat van 6.0 en 6,8 liter. De
    meeste drukhouders op dit moment hebben een inhoud van 6 liter en worden gevuld bij een druk van
    300 bar.

Drukhouder

De afsluitkraan
Elke drukhouder is voorzien van een afsluiter. De afsluiter van een drukhouder moet, volgens de Europese Norm, onderaan het toestel zitten. De belangrijkste reden is, dat de gebruiker zelf de afsluiter moet kunnen bedienen. De afsluiter van de drukhouder zit echter op een kwetsbare plaats. Stoten tijdens bukken of ergens dicht langs lopen, kan de afsluiter al beschadigen. Het handwiel van de afsluiter kan voorzien zijn van:

  • een rubber stootdop om beschadiging te voorkomen
  • een slipinrichting die in werking treedt als de afsluiter te strak wordt dichtgedraaid. Deze kan bestaan uit een rubberen slipkap of een veerbelaste slipinrichting
  • een goede greepvorm, om de afsluiter gemakkelijk te kunnen bedienen en om ongewild dicht draaien tijdens het gebruik te voorkomen
  • een speciale anti-dichtdraaivoorziening, die voorkomt dat de afsluiter van de drukhouder accidenteel dichtdraait.

De afsluiter van de drukhouder heeft een diameter die niet groter is dan 2 mm, voldoende om aan de vraag te voldoen. Het openen van een met 300 bar gevulde en niet-aangesloten drukhouder is gevaarlijk. De reactiekracht van de uitstromende lucht is vrij groot.

Om de drukhouder te openen wordt de afsluiter geheel opengedraaid en daarna een kwartslag terug. Hierdoor ontstaat een voor de luchttoevoer voldoende ruime doorlaat. De reden hiervoor is tweeledig: anderen kunnen weten dat de drukhouder open staat en men voorkomt dat de spindel vast gaat zitten.

Om de oncontroleerbare luchtstroom (en het wegvliegen van de drukhouder) bij accidenteel openen te voorkomen kan een debietremmer gemonteerd worden. Deze debietremmer heeft geen enkele negatieve invloed op de performantie of op de pneumatische onderdelen van het toestel.

Afsluitkraan met debietremmer

De afsluitdop
Standaard is een drukhouder voorzien van een afsluitdop. De afsluitdop voorkomt:

  • dat de aansluiting vuil wordt
  • beschadiging

In veel korpsen betekent de aanwezigheid van een afsluitdop dat de drukhouder volledig gevuld is.
De afsluitdop gaat er niet meer zonder gevaar uit als de afsluiter toch werd opengedraaid! De
afsluitstop heeft een kleine doorlaat, waardoor het mogelijk is dat bij ongewild opendraaien de druk
weg kan en de stop veilig kan worden uitgedraaid. Door enkele korpsen worden kunststofstoppen en doppen gebruikt. Dit is op zich een goede oplossing, maar bij ongewild opendraaien vliegt de dop weg als een champagnekurk, en kan de drukhouder tollen.

Afsluitdop drukhouder

Drukregelaar met overdrukventiel

In de drukregelaar wordt de druk verminderd van 300 bar naar 5 à 10 bar. De drukregelaar is volledig zelfregelend en vergt geen enkele tussenkomst van de gebruiker. Enkel de fabrikant is gemachtigd om de drukregelaar te onderhouden of te herstellen. De drukregelaar is afgesteld om de luchttoevoer te verzorgen van twee gebruikers.


Op het middendrukgedeelte is een beveiliging aangebracht in de vorm van een overdrukventiel. Indien de hogedruk sluitstift onvoldoende sluit, kan de druk in de middendrukkamer oplopen tot de druk van de drukhouder. Dat verschijnsel wordt 'nastijgen' genoemd. Het overdrukventiel blaast af bij een druk van ongeveer 10 bar.

Drukregelaar met overdrukventiel

Hulpaansluiting en aansluiting voor een reddingskap of tweede gelaatstuk
Het ademhalingstoestel voorziet in een tweede aansluiting waarop een tweede gelaatstuk kan aangesloten worden. Dit laat bijvoorbeeld toe om ademlucht te verstrekken aan een andere drager of aan een slachtoffer via bv. een Reddingskap.

Het persluchttoestel kan uitgerust worden met 2 drukhouders i.p.v. 1 wanneer de omstandigheden een langere autonomie vereisen. Dit is bijvoorbeeld in het geval van:

  • verkenning in een tunnel
  • verkenning in ondergrondse parkeergarages
  • verkenning in grote gesloten ruimtes
  • het gebruik van zeer lange loodslijnen
  • lange trajecten in een toxische omgeving

Hulpaansluiting

Veilig vluchten

De Reddingskap is een noodvluchtkap met constante ademluchtstroom waarmee veilig en eenvoudig een gevaarlijke omgeving kan worden verlaten. Het kleine lichtgewicht ontwerp laat de brandweerman onbelemmerd bewegen.

De Reddingskap werkt in combinatie met elk willekeurig ademluchttoestel dat is voorzien van een tweede automaatslang. De combinatie met kap is inclusief een 1,5 m lange flexibele luchtleidingslang en een schuimen demperkussen om het geluidsniveau te dempen voor het slachtoffer. De reddingskap van Dräger en alle onderdelen zijn volledig vlamvertragend.

De eenheid is snel en eenvoudig te activeren door deze gewoon over het hoofd van de te redden persoon te plaatsen en op de tweede automaatslang aan te sluiten, de kap wordt op de plaats vastgehouden door een eenvoudig trekkoord rond de hals en er wordt een constante luchtstroom in de kap gelaten.

Ontwikkeld met de gebruiker in gedachte, is de Reddingskap eenvoudig op te zetten, kan door iedereen worden gebruikt, onafhankelijk van de vorm of grootte van het gezicht en is geschikt voor gebruikers met een bril of baard.

 

Reddingskap

Hoe Reddingskap van Dräger gebruiken

Longautomaat

Het longenautomaat, ook soms ademhalingsautomaat genoemd, heeft als belangrijkste functie de middendruk (6 à 9 bar), die in alle leidingen heerst, om te zetten naar een licht verhoogde atmosferische druk (1 bar + 3.5 mbar). Er heerst dus voortdurend een hogere druk in het gelaatstuk
dan er buiten. Een statische overdruk van 3,5 mbar komt het meest voor. De nieuwste generatie van longautomaten kunnen een ademdebiet aan van maximaal 500 L/minuut, hebben een hoog ademcomfort, zijn onderhoudsvriendelijk en hebben een compacte vorm zodat er geen
gezichtsbelemmering is.

De rode overdruk-'uitschakel'-knop is centraal geplaatst, zodat deze eenvoudig kan worden gevonden en bediend.

Het longautomaat wordt met de eerste ademhaling geactiveerd, waardoor je verzekerd bent van overdrukbescherming van de ademhaling vanaf het eerste moment.

Longautomaat om aan te sluiten op een volgelaatsmasker met een ademluchttoestel

Masker

Het masker of gelaatstuk dat bij de brandweer wordt gebruikt bestaat uit een binnengelaatstuk (binnenmasker) en een buitengelaatstuk (buitenmasker). Het wordt gedragen met behulp van hoofdbanden (spin) of beugels.

Gelaatstuk met spin

De aansluitingen van de hoofdbanden op het gelaatstuk moeten vloeiend verlopen en de banden moeten de krachten, die op het gelaatstuk worden uitgeoefend, kunnen opvangen. Het bandenstelsel van het gelaatstuk is als volgt samengesteld:

  • voorhoofdband
  • slaapband
  • nekband

Overigens, is er ook een draagband.

Gelaatstuk met beugels

In plaats van met hoofdbanden, is het gelaatstuk uitgerust met twee beugels die aangesloten zijn op het raam van het gelaatstuk. Deze beugels laten een directe en snellere bevestiging van het gelaatstuk
aan de brandweerhelm toe en vormen één geheel, zonder dat de hoofdbescherming wegvalt. Het gelijktijdig inhaken van de beugels met de brandweerhelm zorgt voor een perfecte afdichting.

Volgelaatsmaker
Het volgelaatsmasker is het gedeelte van het ademhalingstoestel via hetwelk wij ademen en dat de bescherming van ons gezicht verzekert. Dit is voornamelijk samengesteld uit een buitengelaatstuk en een binnengelaatstuk.

Buitengelaatstuk
Het buitengelaatstuk bestaat uit een soepel gedeelte uit kunstrubber of kunststof, voorzien van een bandenstel (de spin) of van beugels aan de helm en van één of twee oogglazen; dit bevat eveneens een aansluiting voor de longautomaat, een uitademventiel, het binnengelaatstuk en eventueel een
spreekmembraan.

De randen van het gelaatstuk vormen een dichtingsraam dat over het voorhoofd, de slapen, wangen en kin loopt en zo een dichte aansluiting met het gezicht verzekert.

Buitengelaatstuk

Binnengelaatstuk
Het binnengelaatstuk, dat is vastgehecht aan het buitengelaatstuk, zorgt ervoor dat de ingeademde
lucht gescheiden blijft van de uitgeademde lucht. Deze scheiding is belangrijk, omdat de lucht die
wij uitademen arm is aan O2 en rijk is aan CO2. Wij ademen eerst de luchtinhoud in ons
volgelaatsmasker in en indien deze scheiding er niet zou zijn, zou deze concentratie van CO2 de
ademhaling nadelig beïnvloeden.

Men dient dus het circuit van in te ademen verse lucht te scheiden van het circuit van uitgeademde
(afgevoerde) lucht. Het is duidelijk dat het circuit van uitgeademde (afgevoerde) lucht, eveneens «
schadelijke ruimte » genoemd, zo klein mogelijk moet zijn.

Deze scheiding wordt gecreëerd door dit binnengelaatstuk en op dit niveau bevindt zich het
uitademventiel van onze uitgeademde lucht. De ingeademde verse lucht komt bij het verlaten van de
longautomaat (tussen het buitengelaatstuk en het binnengelaatstuk), eerst langs de oogglazen of hét
vizier, waardoor deze niet beslaan om vervolgens via twee klepjes in het binnengelaatstuk te
stromen, waarna de lucht dan via onze longen wordt ingeademd.

Een spraakmembraan brengt het stemgeluid van de drager naar buiten. Afhankelijk van de aard van
het buitengelaatstuk kan dit een metaalachtig effect hebben.

Binnengelaatstuk

Lekken voorkomen
Door de grote verscheidenheid aan gelaatsvormen blijft de mogelijkheid dat een gelaatstuk niet goed afsluit altijd aanwezig. De beste manier om lekkage te voorkomen is:

  • een goed passend gelaatstuk
  • het gezicht vrijhouden van baardgroei, bakkebaarden of grote snor
  • een vrij kort geknipt kapsel

Om het risico van lekkages verder in te perken, heeft de fabrikant het gelaatstuk zodanig ontwikkeld, dat er een overdruk heerst binnen het gelaatstuk. Bij inademing ontstaat een geringe onderdruk in het gelaatstuk, met andere woorden de kans op lekkages is dan het grootst. De gassen of giftige dampen kunnen op dat ogenblik het gemakkelijkst binnendringen. Met het overdruksysteem worden lekkages voorkomen door een lichte overdruk te creëren. De uitademklep en het onderdrukmembraan van de longautomaat worden met een veertje belast, waardoor een overdruk in het gelaatstuk ontstaat.